De definitie van ploegenarbeid wordt dan ook als volgt aangevuld :
- De onderneming moet het werk verrichten in één of meerdere ploegen van minstens twee personen (zonder rekening te houden met studenten en leerlingen in een stelsel van duaal leren[1]) . Merk hierbij op dat een ploeg kan gevormd worden door één werknemer en één zelfstandige/ bedrijfsleider. De vrijstelling kan echter wel alleen maar berekend worden op de bezoldigingen van de werknemer
- Deze personen moeten hetzelfde of complementair werk doen zowel qua inhoud als qua omvang
- Waarbij de werknemers werken in onroerende staat[2] verrichten op locatie (op werven)
- Voor deze ondernemingen wordt een bruto uurloon van minstens 13,75 euro (niet- geïndexeerd[3]) gelijkgesteld met een ploegenpremie[4]. Dit bruto uurloon is een absoluut, forfaitair bedrag. Zo mag het bijvoorbeeld niet in relatie gebracht worden tot een weekstelsel (het arbeidsregime). Er mag bovendien ook geen rekening gehouden worden met eventuele premies, toeslagen, overloon,…
- Nieuw sinds 1 april 2022: voor ondernemingen die onderworpen zijn aan de verplichting tot aangifte van werken in onroerende staat aan de RSZ, geldt de vrijstelling enkel als aan die verplichting is voldaan
Let op!
Om van de maatregel te kunnen genieten, moeten alle werknemers die een ploeg vormen aan bovenstaande basisvoorwaarden Voldoet één van hen hier niet aan, dan kan de vrijstelling ten aanzien van geen enkele werknemer toegepast worden. Deze basisvoorwaarden worden immers op gezamenlijke basis beoordeeld.Op dit principe bestaat één uitzondering: niet elke werknemer moet het minimum bruto uurloon verdienen. Uiteraard is de vrijstelling enkel van toepassing ten aanzien van die werknemers die aan het minimumbedrag komen; Wanneer een ploeg studenten en leerlingen in een stelsel van duaal leren omvat met een brutoloon van minder dan 17,27 euro (geïndexeerd bedrag voor het jaar 2025), verliest de werkgever dus niet het voordeel van de vrijstelling voor de hele ploeg. Daarentegen kan hij de vrijstelling niet toepassen op die studenten of leerlingen die niet aan de basisvoorwaarden voldoen.
Stel vóór de toepassing van de vrijstelling deze twee vragen:
- Gaat het om een ploeg van ten minste twee personen (studenten en leerlingen in een stelsel van duaal leren niet meegerekend)?
- En, zo ja: kan de maatregel worden toegepast voor alle werknemers van de ploeg?
- De leden van de ploeg (team) moeten in principe allemaal hetzelfde uurrooster hebben
- Niet alleen de bouwsector in strikte zin (PC 124) komt dus in aanmerking, maar ook aanverwante sectoren (elektriciens, loodgieters, schilders, schoonmakers…)
- Merk bovendien op dat op basis van deze bijkomende definitie het werk in één ploeg (bijvoorbeeld dagploeg) georganiseerd kan worden, dit in tegenstelling tot bij gewone ploegenarbeid. Bovendien dienen de werknemers niet noodzakelijk hetzelfde werk te doen qua inhoud en omvang, maar volstaat een complementariteit (bijvoorbeeld plaatsen van ramen: een ploeg van werknemers waarbij er enkele de ramen plaatsen en de anderen afkitten)
Nieuwe verplichting om werken in onroerende staat aan te geven bij de RSZ
De wet houdende verlaging van lasten op arbeid heeft aan deze voorwaarden een extra voorwaarde toegevoegd.
De vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing geldt voortaan alleen voor ondernemingen die voldoen aan de verplichting om werken in onroerende staat aan te geven bij de RSZ, voor zover deze ondernemingen aan deze aangifteplicht onderworpen zijn.
Volgens het sociaal recht is elke aannemer die werken in onroerende staat uitvoert namelijk verplicht om, vóór de uitvoering van die werkzaamheden, aan de RSZ de identiteit van de opdrachtgever en de onderaannemers te melden, evenals de begin- en einddatum, de aard en het belang van de uit te voeren werkzaamheden.
Ondernemingen die niet onder deze RSZ-aangifteplicht vallen, kunnen echter onder dezelfde voorwaarden als voorheen gebruik blijven maken van de voordelige maatregel van vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing. De enige bedoeling is om bedrijven die niet aan hun sociale verplichtingen voldoen van dit belastingvoordeel uit te sluiten.
Deze nieuwe voorwaarde is op 1 april 2022 in werking getreden.
[1] Dit belet niet dat de vrijstelling wordt toegepast voor deze leerlingen en studenten als ze aan alle basisvoorwaarden voldoen.
[2] Zoals bedoeld in art. 20, §2 BTW-KB nr. 1 van 29 december 1992). Dit betreffen onder andere alle werken die betrekking hebben op het bouwen, verbouwen, afwerken, inrichten, herstellen, onderhouden… van een onroerend goed.
[3] 17,27 euro voor inkomstenjaar 2025.
[4] Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd volgens artikel 178§4 Wetboek Inkomstenbelastingen (dus op basis van het gezondheidsindexcijfer van september 2003 - 112,47).