Inloggen
Service & Contact Securex.be
Inloggen
Onderzoek & ontwikkeling (O&O)

Onderzoekers toegewezen aan projecten in het kader van een partnership met onderzoeksinstellingen

De gedeeltelijke vrijstelling is ook van toepassing op bezoldigingen van onderzoekers die werken aan projecten in uitvoering van een samenwerkingsovereenkomsten gesloten met onderzoeksinstellingen.

Laatst bijgewerkt op 25 mei 2023

Uitbreiding van de begunstigden tot privéondernemingen

Sinds 1 oktober 2005 is de gedeeltelijke vrijstelling verruimd tot de bezoldigingen betaald aan onderzoekers die ondernemingen aanstellen voor onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma’s [1] die worden geleid in uitvoering van samenwerkingsovereenkomsten gesloten met onderzoeksinstellingen.

Deze samenwerking moet dienen om het (fundamenteel of toegepast) onderzoek aan te moedigen door banden te smeden tussen de bedrijfswereld, de academische wereld en de onderzoeksinstellingen.

Samenwerkingsovereenkomst

Deze samenwerkingsovereenkomst behelst elke overeenkomst die voorziet in een geformaliseerde samenwerking tussen een onderneming en één of meer onderzoeksinstellingen (universiteit [2], hogeschool, erkende wetenschappelijke instelling) waarbij de onderzoekers die in die onderneming werken en de onderzoeksploegen die in de onderzoeksinstelling(en) werken aan een zelfde onderzoeks- of ontwikkelingsproject of -programma meewerken.

Europees partnership

Deze onderzoekspartnerships kunnen bilateraal (een onderneming en een erkende onderzoeksinstelling (universiteit, hogeschool, erkende instelling)) of multilateraal [3] (meerdere privé- partners en ten minste één academische partner) worden gesloten.

In het domein van het academisch onderzoek valt het steeds vaker voor dat een project van die aard het strikte nationale kader overschrijdt en op Europese schaal wordt uitgewerkt en geleid.  Om die reden heeft de wetgever de Europese samenwerking vergemakkelijkt door partnerships van bedrijven/onderzoeksinstellingen mogelijk te maken voor universiteiten of hogescholen die in de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn [4].

Moet de onderzoeker een specifiek diploma bezitten?

Voor de toepassing van de vrijstelling gekoppeld aan een samenwerkingsovereenkomst moet men onder onderzoekers verstaan, de wetenschappers of ingenieurs die werken aan het bedenken of creëren van nieuwe kennis, producten, procedés, methodes of systemen. Zij moeten minstens een bachelordiploma hebben.

Bovendien zijn de leden van de onderneming die meewerken aan het onderzoeks- of ontwikkelingsproject of -programma, maar niet voldoen aan de diplomavereisten niet automatisch uitgesloten.  Indien wordt aangetoond dat deze werknemers die kwalificatie in de onderneming hebben verworven, worden zij gelijkgesteld met ingenieurs en kunnen zij dus in aanmerking komen voor de toepassing van de maatregel [5].

Het project of programma moet niet noodzakelijk gesubsidieerd zijn om de maatregel te kunnen genieten.  Indien er meerdere partners zijn, kan de betrokken Belgische onderneming de maatregel genieten zodra het consortium een kwalificerende partner bevat.

Onderzoeksproject

Sinds de wet van 17 juni 2013 [6] wordt dit begrip gedefinieerd in het WIB. Voor alle uitleg hieromtrent, verwijzen we u naar de vraag: “Wat verstaat men onder ‘onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma’s?’

Hoeveel bedraagt de vrijstelling?

Sinds 1 juli 2013 is 80% van de ingehouden bedrijfsvoorheffing vrijgesteld van doorstorting aan de fiscus.

Om welke bezoldigingen gaat het?

In tegenstelling tot de hypothesen die we tot hiertoe onderzocht hebben, is het gedeelte van de bezoldiging gestort aan de onderzoekers dat in acht zal worden genomen aan twee beperkingen onderworpen om de gedeeltelijke vrijstelling te kunnen genieten.

Deze beperkingen zijn cumulatief.

1ste beperking: bezoldiging gestort tijdens de looptijd van het project

Deze eerste beperking is tijdelijk: enkel de bezoldiging betaald of toegekend tijdens de periode waarin het project of programma "werkelijk" (officieel, wettelijk) loopt, zal in acht worden genomen voor de toepassing van de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting.

De wedden die voor of na de periode waarin het project of programma loopt aan de onderzoekers worden betaald, zijn uitgesloten van het voordeel van de tijdelijke vrijstelling.

De maatregel is daarentegen onmiddellijk van toepassing op de lopende samenwerkingsovereenkomsten voor zover de wettelijke voorwaarden vervuld zijn.

2de beperking: bezoldiging die betrekking heeft op de effectieve tewerkstelling in het onderzoeksproject

De bezoldigingen die tijdens de looptijd van het project of programma worden uitbetaald, moeten bovendien aan de onderzoekers worden gestort in het kader van de uitvoering van het onderzoeks- of ontwikkelingsproject of -programma.  Met andere woorden, de mate van toewijzing van een onderzoeker aan het project of programma bepaalt het gedeelte van zijn bezoldigingen dat in aanmerking komt voor de gedeeltelijke vrijstelling.

Voor een onderzoeker die halftijds is toegewezen aan een onderzoeks- of ontwikkelingsproject of -programma dat het voorwerp van het partnership met de onderzoeksinstelling vormt, zal slechts de helft van de uitbetaalde bezoldigingen in acht worden genomen voor de toepassing van de vrijstelling.

Voor de onderzoeker die daarentegen uitsluitend aan dat project of programma is toegewezen, zal de totaliteit van zijn bezoldiging in aanmerking worden genomen. Dezelfde redenering kan volgens ons ook worden gevolgd voor een onderzoeker die uitsluitend, zij het niet aan één, maar aan verschillende projecten of programma’s in het kader van diverse partnerships is toegewezen.

Bijzondere bewijsformaliteit

Het is essentieel dat de samenwerkingsovereenkomsten in een contract geformaliseerd worden.

Identiteit van de onderzoekers ingezet voor het onderzoek

Bovendien en hoewel dat geen uitdrukkelijke voorwaarde van de wet is, raadt de Dienst voor Wetenschapsbeleid aan om, per project of programma, een lijst met de naam en functie van de onderzoekers die hieraan zijn toegewezen op te nemen in de samenwerkingsovereenkomst zelf of in een bijlage ervan.

Bewijs van de looptijd van het onderzoeksproject

De Dienst voor Wetenschapsbeleid wijst er terecht op dat men best een bewijs bijhoudt van het ogenblik waarop het onderzoeksproject wettelijk start. Dit is immers noodzakelijk zodat men vanaf die datum een ondertekend bewijsstuk bezit zonder de officiële formalisering van de samenwerkingsovereenkomst af te wachten.

Volgens Wetenschapsbeleid bestaat een bewijsstuk in het bewaren van de werkelijke startdatum van het project, een ondertekende gezamenlijke intentieverklaring van de partijen betrokken bij het partnership die inzonderheid de datum van inwerkingtreding van het programma, de planning voor de afsluiting van de definitieve overeenkomst en de namen van de betrokken onderzoekers bevat.

[1] Onderzoek wordt gedefinieerd als zijnde "vernieuwend en planmatig onderzoekswerk met het oog op het verwerven van nieuwe wetenschappelijke of technische kennis".

[2] De universitaire ziekenhuizen, hetzij omdat ze integraal deel uitmaken van een universiteit, hetzij omdat ze erkend werden als wetenschappelijke instelling.

[3] Dat geldt voor talrijke Europese onderzoeksprojecten.

[4] Het gaat om de 27 lidstaten van de Europese Unie en IJsland, Liechtenstein en Noorwegen.

[5] Punt III, 2e lid van bijlage IIIter van het KB/WIB 92.

[6] Wet van 17 juni 2013 houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling, Belgisch Staatsblad van 28 juni 2013.

Alle artikelen over Onderzoek & ontwikkeling (O&O)