Daarbij staat:
- A voor het aantal opleidingsdagen dat een voltijdse werknemer in de onderneming krijgt
- B voor het arbeidsregime van de werknemer, in vergelijking met een voltijds regime (bijvoorbeeld 80%)
- C voor het aantal maanden gedeeld door 12 dat de werknemer tijdens het betrokken jaar tewerkgesteld werd in de onderneming, waarbij elke begonnen maand voor een volledige maand telt
Voorbeeld : een werknemer begint midden juni met een halftijdse arbeidsovereenkomst in de onderneming. De voltijdse werknemers van die ondernemingmaken aanspraak op 5 opleidingsdagen.
Volgende formulie wordt dus toegepast (5 x 50% x 6/12 = 1,25). De deeltijdse werknemer heeft dus recht op 1,25 dagen opleiding.