Inloggen
Service & Contact Securex.be
Inloggen
Mobiliteitsbudget

De drie pijlers van het mobiliteitsbudget in detail

De werknemer kan vrij kiezen hoe hij zijn mobiliteitsbudget verdeelt tussen de drie pijlers. Hij heeft er echter belang bij dat het bedrag van de derde pijler het laagste is.

Laatst bijgewerkt op 3 februari 2023

Deze vraag gaat over de drie pijlers die het mobiliteitsbudget vormen. De vaststelling van het bedrag van dit budget wordt behandeld in een afzonderlijke vraag

De werknemer kan vrij kiezen hoe hij zijn mobiliteitsbudget verdeelt tussen de drie pijlers. Hij heeft er echter belang bij dat het bedrag van de derde pijler het laagste is omdat op dat bedrag een hoge bijzondere bijdrage ten laste van de werknemer zal worden ingehouden. 

Eerste pijler: milieuvriendelijke bedrijfswagen

In het kader van het mobiliteitsbudget is een milieuvriendelijke wagen:

  • Een elektrische wagen
  • Of een wagen die voldoet aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
    • 1. De waarde van de CO2 -uitstoot van de wagen moet lager zijn dan of gelijk zijn aan  95g per kilometer [1]
    • 2. De emissienorm voor luchtverontreinigende stoffen van het betrokken voertuig, moet ten minste overeenstemmen met de geldende norm voor nieuwe voertuigen op het ogenblik waarop de werknemer het mobiliteitsbudget aanvraagt, of met een latere norm
    • 3. In het geval van een oplaadbaar hybride voertuig [2] mag de elektrische batterij geen energiecapaciteit hebben van minder dan 0,5 kWh per 100 kilogram van het wagengewicht [3]
    • 4. In het voorkomende geval, is de waarde bedoeld in de punten 1, 2 en 3 ten minste gelijk aan die van het voertuig waarover de werknemer beschikte

Vanaf 1 januari 2026 zal de definitie van “milieuvriendelijke wagen” uit pijler 1 beperkt worden tot de “wagen zonder CO2-uitstoot”.

Tweede pijler: duurzame vervoersmiddelen

In het kader van het mobiliteitsbudget zijn duurzame vervoersmiddelen:

a) Zachte mobiliteit (aankoop, huur, leasing, financiering, onderhoud, stalling en uitrusting ter bescherming van de bestuurder en zijn passagiers, alsook uitrusting ter verhoging van de zichtbaarheid):

  • Rijwielen, voortbewegingstoestellen, gemotoriseerde rijwielen en bromfietsen, zoals gedefinieerd in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg (al dan niet elektrisch en met een maximale snelheid van 45 km/uur)
  • Motorfietsen, zoals gedefinieerd in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg
  • Gemotoriseerde drie- en vierwielers, zoals gedefinieerd in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, met dien verstande dat deze enkel in aanmerking komen wanneer ze elektrisch worden aangedreven en ontworpen zijn voor het vervoer van personen en, in het geval van vierwielers, voorzien zijn van een gesloten passagiersruimte

b) Openbaar vervoer - abonnementen en vervoersbewijzen (ook de Waterbus):

  • Abonnementen voor het openbaar vervoer voor de verplaatsingen van de werknemer en zijn inwonende gezinsleden. De voorwaarde dat het abonnement van de werknemer moet worden gebruikt voor het woon-werkverkeer werd afgeschaft.
  • Biljetten voor het openbaar vervoer, zowel in België als binnen de Europese Economische Ruimte.

c) Georganiseerd gemeenschappelijk vervoer, niet enkel dat wat door de werkgever wordt georganiseerd (ook de kantoorbussen vallen hieronder)

d) Deeloplossingen:

  • Carpooling en autodelen, uitgebreid tot alle voertuigen met 2, 3 of 4 wielen, al dan niet gemotoriseerd, toebehorende aan een vloot of aan particulieren (car pooling, deelfietsen of deelauto’s, …)
  • Taxivervoer en verhuren van auto’s met chauffeur
  • Verhuren van auto’s zonder chauffeur voor maximaal 30 kalenderdagen per jaar

e) Mobiliteitsdiensten die de in de punten a) tot d) opgesomde duurzame vervoersmiddelen combineren.

Om het volledige reistraject van de werknemer te dekken, worden sinds 2022 ook de parkingkosten bij het gebruik van het openbaar vervoer in de tweede pijler van het mobiliteitsbudget opgenomen. Er werd eveneens besloten om een voetgangerspremie voor de woon-werkverplaatsingen in deze pijler op te nemen.

Worden gelijkgesteld met duurzame vervoermiddelen:

  • Huisvestingskosten, meer bepaald huurgelden, interesten en kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen, betreffende de woonplaats die binnen een straal van 10 kilometer van de normale plaats van tewerkstelling gelegen is
  • De terbeschikkingstelling van een fiets door de werkgever en de kilometervergoeding [4]

De regering kan deze lijst bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad uitbreiden, na advies van de Nationale Arbeidsraad en van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.

Vanaf 2026 moeten alle voertuigen die in de tweede pijler gebruikt worden  “nul emissie” voertuigen zijn.   

Derde pijler: het saldo van het mobiliteitsbudget

Pijler 3 is het saldo van het budget dat overblijft na aftrek van de uitgaven van pijlers 1 en 2. Deze pijler wordt ontmoedigd ten voordele van pijlers 1 en 2.

Dit saldo wordt één keer per jaar uitbetaald, uiterlijk met het loon van de eerste maand van het volgend jaar.

Voorbeeld: op 1 maart 2023 werd een mobiliteitsbudget ingevoerd. Het saldo van het bedrag van het mobiliteitsbudget moet uiterlijk op 1 maart 2024 aan de werknemer worden uitbetaald.

[1] Deze norm geldt voor wie vanaf 2021 in het systeem van het mobiliteitsbudget stapt. 

[2] Het gaat om het in artikel 65 van het WIB 1992 bedoelde voertuig dat zowel is uitgerust met een brandstofmotor als een elektrische batterij die opgeladen kan worden via een aansluiting op een externe energiebron buiten het voertuig.

[3] Deze energiecapaciteit kan bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad worden verhoogd tot maximaal 2,1 kWh per 100 kilogram van het wagengewicht.

[4] Dit zijn de voordelen die worden bedoeld in artikel 38, § 1, 1e lid, 14°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

Alle artikelen over Mobiliteitsbudget