Inloggen
Service & Contact Securex.be
Inloggen
Duur en aanvang van de opzegtermijn

Opzeg door de werkgever - Werknemers in dienst vanaf 1 januari 2014

De opzegtermijn waarop een werknemer, ongeacht zijn statuut en ongeacht zijn jaarloon, aanspraak kan maken, wordt opgebouwd in 4 fases.

Laatst bijgewerkt op 18 januari 2024

Begrip

Werknemers in dienst vanaf 1 januari 2014 zijn werknemers van wie de (laatste) arbeidsovereenkomst ten vroegste aanving op 1 januari 2014. Het maakt hierbij niet uit of de werknemer voordien ook al een arbeidsovereenkomst met dezelfde werkgever had of niet [1].

Voorbeeld: een werkgever en een werknemer waren verbonden door een contract van bepaalde duur van 1 jaar dat liep van 1 december 2013 tot en met 30 november 2014. Op 1 december 2014 kreeg de werknemer een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. Wanneer deze arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur zal worden beëindigd, moeten de "nieuwe" opzegtermijnen, zoals van toepassing sinds 1 januari 2014, worden toegepast, maar wel rekening houdend met de anciënniteit verworven vanaf 1 december 2013 [2]. Er moet in dit geval dus geen dubbele telling gebeuren!

De opzegtermijnen

De opzegtermijn waarop een werknemer, ongeacht zijn statuut en ongeacht zijn jaarloon, aanspraak kan maken, wordt opgebouwd in 4 fases [3]:

  • Tijdens de eerste 5 jaar tewerkstelling: progressieve opbouw
  • Vanaf het 5de jaar anciënniteit: 3 weken per begonnen jaar anciënniteit
  • Vanaf 20 jaar anciënniteit: 2 weken per begonnen jaar anciënniteit (scharnierjaar)
  • Vanaf 21 jaar anciënniteit: 1 week per begonnen jaar anciënniteit

We hebben deze regels voor u in een handige overzichtstabel gegoten:

Anciënniteit

Opzeg
werkgever

Anciënniteit

Opzeg
werkgever

Anciënniteit

Opzeg
werkgever

0 tot < 3 m

1 week

7 jaar

24 weken

22 jaar

64 weken

3 tot < 4 m

3 weken

8 jaar

27 weken

23 jaar

65 weken

4 tot < 5 m

4 weken

9 jaar

30 weken

24 jaar

66 weken

5 tot < 6 m

5 weken

10 jaar

33 weken

25 jaar

67 weken

6 tot < 9 m

6 weken

11 jaar

36 weken

26 jaar

68 weken

9 tot

7 weken

12 jaar

39 weken

27 jaar

69 weken

12 tot < 15 m

8 weken

13 jaar

42 weken

28 jaar

70 weken

15 tot < 18 m

9 weken

14 jaar

45 weken

29 jaar

71 weken

18 tot < 21 m

10 weken

15 jaar

48 weken

30 jaar

72 weken

21 tot < 24 m

11 weken

16 jaar

51 weken

31 jaar

73 weken

2 jaar

12 weken

17 jaar

54 weken

32 jaar

74 weken

3 jaar

13 weken

18 jaar

57 weken

33 jaar

75 weken

4 jaar

15 weken

19 jaar

60 weken

34 jaar

76 weken

5 jaar

18 weken

20 jaar

62 weken

35 jaar

77 weken

6 jaar

21 weken

21 jaar

63 weken

36 jaar

78 weken

Voorbeeld

Een werknemer is in dienst getreden op 1 januari 2016. Hij wordt ontslagen mits prestatie van een opzegtermijn die inging op maandag 4 januari 2021. De werknemer heeft op dat moment een anciënniteit van 5 jaar. De aan hem te betekenen opzegtermijn bedraagt 18 weken.

[1] Dit kan eventueel wel van belang zijn voor het bepalen van de anciënniteit van de werknemer. Lees hiervoor de vorige vraag.

[2] Omdat er geen onderbreking is tussen de beide arbeidsovereenkomsten loopt de anciënniteit gewoon door.

[3] De wet stelt uitdrukkelijk dat de paritaire (sub)comités geen afwijkende opzegtermijnen kunnen bedingen. Op bedrijfsvlak kan er wel over de opzegtermijnen onderhandeld worden, maar wel rekening houdend met artikel 6 van de arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 dat stelt dat de rechten van de werknemer niet ingekort mogen worden en zijn verplichtingen niet verzwaard.

Alle artikelen over Duur en aanvang van de opzegtermijn