De hieronder vermelde bedragen over de nettobestaansmiddelen van studenten zijn nog niet officieel. Ze zijn gepland in het regeerakkoord, maar moeten nog in wetteksten worden vastgelegd.
Principe
Om fiscaal ten laste van de ouders te blijven, mag een student een bepaald bedrag aan nettobestaansmiddelen niet overschrijden.
Tot nu toe werd het maximumbedrag aan nettobestaansmiddelen om fiscaal ten laste te worden beschouwd op 1 januari van elk jaar aangepast aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen. Voor het inkomstenjaar 2025 was dit bedrag vastgesteld op 4.100 euro. Bovendien was dit maximumbedrag aan nettobestaansmiddelen verschillend naargelang van de gezinssituatie van de student.
Met het regeerakkoord wordt deze bovengrens vanaf 1 januari 2025 opgetrokken tot 12.000 euro voor alle studenten, ongeacht hun gezinssituatie.
Concreet betekent dit dat studenten hogere nettobestaansmiddelen mogen hebben en toch fiscaal ten laste van hun ouders blijven.
Door de tijdelijke verhoging van het jaarlijkse maximumaantal uren studentenarbeid van 475 naar 600 in 2023 en 2024 was al besloten om de nettobestaansmiddelen waarover een kind voor die jaren kon beschikken, te verhogen. De bovengrens van de nettobestaansmiddelen werd toen verhoogd tot 7.010 euro voor 2023 (aanslagjaar 2024) en tot 7.290 euro voor 2024 (aanslagjaar 2025), en dit voor alle kinderen, ongeacht hun gezinssituatie.
Studentenovereenkomst : eerste schijf vrijgesteld
Van het loon dat een die student die werkt met een studentenovereenkomst[1] verdient, wordt een eerste schijf van 3.000 euro (niet-geïndexeerd) [2] niet meegeteld in het grensbedrag van de netto bestaansmiddelen.
Anders gezegd: van het totaal van de bruto inkomsten uit studentenarbeid, mag 3.000 euro (niet-geïndexeerd) afgetrokken worden om te kijken of hij/ zij het grensbedrag bereikt.
Een student met een gewone arbeidsovereenkomst zal geen gebruik van deze aftrek kunnen maken.
Maximumbedrag van de nettobestaansmiddelen
|
Inkomsten 2025 (aanslagjaar 2026) |
Netto bestaans-middelen jaarbedrag in € |
Bruto vóór 20% beroepskosten | Bruto belastbaar (incl. vrijgestelde inkomsten uit studentenarbeid) | Bruto bezoldigingen uit studentenarbeid (incl. 2,71% RSZ voor studenten) |
| Student (ongeacht de gezinssituatie) | 12.000,00 | 15.000,00 | 21.840,00 | 22.448,35 |
*Opgelet! Bovenvermelde bedragen dienen geval per geval bekeken en toegepast te worden.
Voorbeeld
Een student ontvangt een loon van 9.500 euro uit zijn tewerkstelling (na aftrek van socialezekerheidsbijdragen). Dit is zijn enige inkomen.
|
|
Tewerkstelling met studentenovereenkomst |
Tewerkstelling met gewone arbeidsovereenkomst |
|
Bruto belastbaar loon (1) |
9.500 € |
9.500 € |
|
Aftrek studentenovereenkomst (3.000 euro niet-geïndexeerd) (2) |
-6.840 € |
0 |
|
Resultaat (3) = (1) - (2) |
2.660 € |
9.500 € |
|
Aftrek forfaitaire kosten (20% van (3) met minimum van € 570) (4) |
- 570 € |
-1.900 € |
|
Nettobestaansmiddelen = (3) - (4) |
2.090 € |
7.600 € |
Aangezien het grensbedrag (basisbedrag voor studenten) voor 2025 gelijk is aan 12.000 euro, zal de student in kwestie fiscaal ten laste van zijn ouders blijven met een studentenovereenkomst, maar niet met een gewone arbeidsovereenkomst.
Opgelet: Het bedrag aan nettobestaansmiddelen dat men bekomt, dient enkel om te bepalen of de student al dan niet ten laste blijft en niet om te bepalen of hij zelf belasting verschuldigd is. Hiervoor verwijzen we u naar de vraag “Moet de student belastingen betalen?”
Begrip bestaansmiddelen
Ter herinnering, onder bestaansmiddelen verstaat men alle regelmatige of occasionele binnenkomende gelden van welke soort ook, belastbaar of niet, waaronder ook de achterstallen, het gewone vakantiegeld en het vervroegde vakantiegeld, het bestaansminimum of leefloon, de vergoeding voor een leercontract of een studentenovereenkomst, de ontvangen huurgelden, ...
De berekening van de nettobestaansmiddelen
Om tot de nettobestaansmiddelen te komen, moeten van de brutobestaansmiddelen verkregen door het kind de volgende bedragen afgetrokken worden:
- de wettelijke kinderbijslagen, kraamgelden en adoptiepremies;
- de studiebeurzen (met uitzondering van doctoraatsbeurzen) en de premies voor het voorhuwelijkssparen;
- de tegemoetkomingen ten laste van de Schatkist toegekend aan gehandicapten;
- de bezoldigingen verkregen door gehandicapten ingevolge hun tewerkstelling in een erkende beschutte werkplaats;
- de uitkeringen of aanvullende uitkeringen tot onderhoud die ter uitvoering van een gerechtelijke beslissing waarbij het bedrag ervan met terugwerkende kracht wordt vastgesteld of verhoogd aan de belastingplichtige zijn betaald na het belastbare tijdperk waarop ze betrekking hebben;
- de uitkeringen tot onderhoud toegekend aan de kinderen, het wezenpensioen of, in de openbare sector, het overlevingspensioen toegekend aan de wees ten belope van 4.100 euro per jaar (bedrag inkomstenjaar 2025);
- NEW (vanaf aanslagjaar 2022) : overlevingspensioenen aan wezen in de publieke sector en wezenrenten waarvan de uitbetaling of toekenning door toedoen van de overheid of wegens het bestaan van een geschil slechts heeft plaatsgehad na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarop ze in werkelijkheid betrekking hebben [3];
- de bezoldigingen verkregen door studenten krachtens een arbeidsovereenkomst voor de tewerkstelling van studenten ten belope van 6.840 euro per jaar (bedrag inkomstenjaar 2025).
Van het bekomen resultaat moeten vervolgens nog de werkelijke of forfaitaire kosten afgetrokken worden. De nettobestaansmiddelen zijn dan het resultaat van deze laatste berekening.
Meer info?
U vindt alle informatie over de voorwaarden om op fiscaal vlak als persoon ten laste beschouwd te worden in het algemeen en over de bestaansmiddelen in het bijzonder in onze fiche “Personen ten laste”.
[1] Zoals bedoeld in de artikelen 120 tot 130ter van de wet van 3 juli 1978. Een studentenovereenkomst is altijd een schriftelijk contract van bepaalde duur van maximaal 12 maanden.
[2] Artikel 143, 7° van het WIB92. Het toepasselijke bedrag voor inkomstenjaar 2025, aanslagjaar 2026 bedraagt 6.840 euro.
[3] Wet van 31 juli 2023 houdende diverse fiscale bepalingen (1), Belgisch Staatsblad van 23 augustus 2023.