Voorwaarden
Het scholingsbeding wordt als onbestaande beschouwd indien:
- Wanneer het jaarloon 43.106 euro (bedrag voor 2025) niet overschrijdt
- Wanneer het niet gaat om een specifieke vorming die toelaat om nieuwe professionele competenties te verwerven die desgevallend ook buiten de onderneming kunnen gevaloriseerd worden
- Wanneer de aan de werknemer gegeven vorming voortvloeit uit een wettelijke of reglementaire bepaling om het beroep waarvoor de werknemer werd aangeworven uit te oefenen. De noodzakelijke vormingen voor de werknemer om het werk uit te oefenen waarvoor hij is aangeworven, en die moeten georganiseerd worden door de werkgever in uitvoering van een CAO conform de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités worden hiermee ook bedoeld [1].
- Wanneer de vorming geen duur van 80 uren bereikt of een waarde gelijk aan het dubbel van het gemiddeld minimum maandinkomen, zoals vastgesteld, voor de werknemers van 18 jaar of meer, bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten door de Nationale Arbeidsraad
De memorie van toelichting vermeldt eveneens dat het moet gaan om een "reële en serieuze" vorming.
Opgelet! De voorwaarden van streepjes 1 en 3 zijn niet van toepassing op vormingen die gevolgd worden met het oog op de uitoefening van een knelpuntberoep.
Uitsluitingen
Het is uitdrukkelijk overeengekomen dat de vormingen om op de hoogte te blijven van de normale zaken die eigen zijn aan de job of die ervoor vereist zijn, niet in aanmerking komen voor een scholingsbeding.
Daarnaast kunnen de sectoren ook nog bij collectieve arbeidsovereenkomst beslissen om bepaalde categorieën van werknemers en/of vormingen van de toepassing van het scholingsbeding uit te sluiten.
Diploma of certificaat
Indien de opleiding aanleiding geeft tot de uitreiking van een diploma of certificaat moet dit in het bezit van de werknemer gesteld worden en blijven, ongeacht of het scholingsbeding geldig is of niet.
[1] Nieuwe §9 van artikel 22bis van de wet van 3 juli 1978.