Inloggen
Service & Contact Securex.be
Inloggen
De Europese of aanvullende vakantie

Welke regels zijn van toepassing op het aanvullend vakantiegeld voor bedienden?

Hierna geven we meer uitleg over de regels met betrekking tot het aanvullend vakantiegeld voor bedienden.

Laatst bijgewerkt op 12 januari 2024

De werknemer heeft recht op zijn normaal loon voor de dagen aanvullende vakantie. Het aanvullend vakantiegeld is evenwel een voorschot op het normale dubbel vakantiegeld van het jaar volgend op de opname van de aanvullende vakantie. Er zal dus een regularisatie moeten gebeuren.

Bedrag

Het bedrag van dit vakantiegeld is gelijk aan het bedrag van het enkel vakantiegeld dat de bediende zou hebben ontvangen indien hij wettelijke vakantie had genomen (d.w.z. het normale loon voor de aanvullende vakantiedagen).

Sociale behandeling van het aanvullend vakantiegeld

Het aanvullend vakantiegeld wordt gefinancierd met het gewone dubbel vakantiegeld. Om deze reden wordt dit vakantiegeld niet als loon beschouwd. Er wordt slechts een persoonlijke inhouding van 13,07% voor de sociale zekerheid op ingehouden (dit is ook het geval voor het dubbel vakantiegeld (in dit geval moet de inhouding echter niet verricht worden op het deel van het dubbel vakantiegeld dat overeenstemt met het loon vanaf de derde dag van de vierde werkweek).

Tijdstip van betaling

Dit vakantiegeld wordt door de werkgever betaald en moet worden gestort op de gewoonlijke datum van betaling van het loon.

Regularisatie

Het aanvullend vakantiegeld is in werkelijkheid een voorschot op het gewoon dubbel vakantiegeld (bedoeld in artikel 38, 2° van het koninklijk besluit van 30 maart 1967) van het jaar dat volgt op het opnemen van de aanvullende vakantie. Er moet dus een regularisatie worden uitgevoerd, wat inhoudt dat het bedrag van het betaalde aanvullend vakantiegeld wordt afgetrokken van het gewoon dubbel vakantiegeld van het jaar nadien.

De aftrek gebeurt op het dubbel vakantiegeld van het jaar dat volgt op het opnemen van de aanvullende vakantie, en indien nodig, op het dubbel vakantiegeld van de volgende jaren (dit laatste punt wordt vermeld in het verslag aan de Koning bij het koninklijk besluit).

Opmerking: indien de werknemer in de loop van het jaar zijn arbeidsduur vermindert en de werkgever een vertrekvakantiegeld verschuldigd is, mag de aftrek ook hierop gebeuren.

Belangrijk is wel dat de regularisatie moet worden beperkt tot het gedeelte van het dubbel vakantiegeld waarop de bijzondere bijdrage van 13,07% verschuldigd is (dus 85% van dit vakantiegeld) en niet mag plaatsvinden op het gedeelte van het dubbel vakantiegeld dat overeenstemt met het loon vanaf de derde dag van de vierde vakantieweek (op dit gedeelte is geen bijdrage van 13,07% verschuldigd).

En wat indien de werknemer voor de regularisatie uit dienst gaat?

In dat geval wordt de aftrek uitgevoerd op van het vertrekvakantiegeld. Ook in dit geval wordt de aftrek beperkt tot het gedeelte van dit bedrag dat overeenstemt met het dubbel vakantiegeld.

In dit specifieke geval moet de werkgever een vakantieattest uitreiken. De reglementering bepaalt dat dit attest twee bijkomende verplichte vermeldingen moet bevatten:

  • De brutobedragen van het aanvullend vakantiegeld dat werd betaald
  • Het aantal aanvullende vakantiedagen dat reeds werd genomen door de bediende en de arbeidsregeling waarin die vakantiedagen werden genomen
Alle artikelen over De Europese of aanvullende vakantie