Toepasselijke verjaringstermijn
Om te weten wanneer een vordering verjaart, moet nagegaan worden welke verjaringstermijn de toepasselijke wetgeving voorziet. De verjaringstermijnen in het arbeidsrecht, het socialezekerheidsrecht en het fiscaal recht zijn immers niet dezelfde. Verderop in deze fiche bespreken we de meest voorkomende termijnen in het kader van een arbeidsrelatie.
Belangrijk om weten is dat hierbij steeds een onderscheid gemaakt moet worden tussen de burgerrechtelijke en de strafrechtelijke verjaringstermijnen. Wanneer de niet-uitvoering van een verbintenis ook een misdrijf uitmaakt, zullen immers beide termijnen kunnen spelen.
Berekening van de verjaringstermijn
Het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de verjaring gerekend moet worden in dagen (inclusief zon- en feestdagen), lopend van middernacht tot middernacht. De dag waarop de verjaringstermijn begint te lopen, wordt niet meegerekend en de verjaring is verkregen wanneer de laatste dag van de vereiste tijd verstreken is.
Voorbeeld: wanneer een verjaringstermijn van 1 jaar begint te lopen op 1 januari 2022, dan zal de verjaring een feit zijn vanaf 2 januari 2023.
Opgelet echter! Een lopende verjaringstermijn kan door bepaalde handelingen of feiten gestuit of geschorst worden, waardoor de einddatum verschuift en de verjaring dus later zal ingaan dan oorspronkelijk voorzien.
Stuiting van de verjaringstermijn
Stuiting van de verjaringstermijn wil zeggen dat de oorspronkelijke verjaringstermijn gestopt wordt en dat een nieuwe termijn begint te lopen die even lang is als de oorspronkelijke termijn. De teller wordt met andere woorden terug op nul gezet. In principe begint de nieuwe verjaringstermijn te lopen vanaf de dag die volgt op de handeling die de stuiting veroorzaakt, maar hierop bestaan uitzonderingen. Zo zal de verjaringstermijn in geval van stuiting door een dagvaarding pas opnieuw beginnen lopen vanaf er een definitieve beslissing is over de zaak (dus na de rechtszaak).
Handelingen die voor een stuiting van de verjaringstermijn zorgen, zijn onder meer een dagvaarding voor het gerecht, een bevel tot betaling, een beslag, de erkenning van het recht en, onder bepaalde voorwaarden, een ingebrekestelling bij aangetekende zending met ontvangstbewijs[1].
Schorsing van de verjaringstermijn
Schorsing van de verjaringstermijn wil zeggen dat de verjaringstermijn voor bepaalde tijd onderbroken wordt en na de schorsing verder loopt voor de resterende termijn.
Zo zal een verjaringstermijn niet lopen tegen minderjarigen of tegen echtgenoten. De verjaringstermijn zal in deze gevallen dus pas kunnen ingaan vanaf de meerderjarigheid of nadat het huwelijk ontbonden werd.
[1] Deze voorwaarden zijn opgenomen in artikel 2244 §2 van het Burgerlijk Wetboek. Dit bepaalt wie de ingebrekestelling kan doen, wat de vormvoorwaarden zijn en welke vermeldingen ze moet bevatten. Als aan alle voorwaarden voldaan is, gaat in principe een nieuwe eenmalige verjaringstermijn van 1 jaar in.