Alle door een vennootschap aan haar bedrijfsleiders betaalde of toegekende bedragen worden beschouwd als bezoldigingen (zie hiervoor het antwoord op de vraag "Wat zijn de bezoldigingen van een bedrijfsleider?") en zijn derhalve onderworpen aan bedrijfsvoorheffing.
De berekening van de bedrijfsvoorheffing geschiedt echter anders naargelang de bezoldigingen al dan niet periodiek worden toegekend.
Periodieke bezoldigingen
Een periodieke bezoldiging wordt regelmatig en ten minste één maal per maand toegekend vóór het einde van het belastbare tijdperk waarop de prestaties betrekking hebben [1]. Met andere woorden, de bezoldiging moet aangerekend worden op dat belastbare tijdperk maar het bedrag ervan kan van maand tot maand of van berekeningsperiode tot berekeningsperiode verschillen. Ze kan ook toegekend worden over een andere periode dan een maand, bijvoorbeeld per dag, per week of per twee weken.
Het als bezoldiging geherkwalificeerde gedeelte van de maandelijks betaalde huurprijzen en de voordelen van alle aard die gelijktijdig met de periodieke bezoldiging worden toegekend of geacht te zijn toegekend, worden aan deze laatste toegevoegd [2].
Niet-periodieke bezoldigingen
Niet-periodieke bezoldigingen worden niet elke maand toegekend. Worden als dusdanig beschouwd:
- Tantièmes (fiches 281.20 rubriek 2, b)
- Zitpenningen
- Winstdeelnemingen
- Voordelen van alle aard die niet geacht worden maandelijks toegekend te zijn (met name, de sociale bijdragen die voor de bedrijfsleiders betaald worden door de ondernemingen waarin zijn hun mandaat uitoefenen) [3]
- Geherkwalificeerde huurprijzen wanneer deze niet maandelijks maar ten minste één keer per jaar betaald worden
- Eén keer per jaar betaalde huurvoordelen [4]
- Achterstallige lonen aan de bedrijfsleiders betaald of toegekend door de vennootschap waarin zij hun activiteiten uitoefenen [5]
- Opzeggingsvergoedingen en vergoedingen wegens stopzetting van functie [6] met uitzondering van deze betaald in het kader van een arbeidsovereenkomst
- Eindejaarspremies en vakantiegeld toegekend buiten het kader van een arbeidsovereenkomst
De vertrek- en ontslagvergoedingen [7] betaald aan zelfstandige bedrijfsleider zijn onderworpen aan een afzonderlijke personenbelasting. Wat de bedrijfsvoorheffing op beroepsinkomsten betreft, is de wetgeving niet aangepast en wordt de berekening ervan nog steeds uitgevoerd in overeenstemming met de regels die van toepassing zijn op niet-periodieke bezoldigingen. Op formulier 281.20 zal ook een speciale vermelding van deze toelagen worden aangebracht [8].
Let wel, stortingen voor sociale verzekeringen (groepsverzekering, IPT,…) zijn slechts aftrekbaar in zoverre ze betrekking hebben op bezoldigingen die ten minste om de maand betaald worden [9]. Hoewel aan bedrijfsleiders perfect niet-periodieke bezoldigingen kunnen worden toegekend, zullen de stortingen voor sociale verzekeringen die hierop betrekking hebben, bijgevolg niet aftrekbaar zijn.
Aan een derde afgestane bezoldigingen
Sommige door de algemene vergadering van de vennootschap benoemde bestuurders staan hun bezoldigingen af aan derden en meer bepaald aan vennootschappen waarin zij bijvoorbeeld een bezoldigde activiteit uitoefenen.
In dat geval moet de vennootschap die de inkomsten verschuldigd is de wettelijk verschuldigde bedrijfsvoorheffing betalen en een fiche 281.20 opstellen namens de bedrijfsleider. Hij, en niet de vennootschap waarvan hij de belangen behartigt, is immers statutair de leider van de vennootschap.
Om praktische redenen aanvaardt de administratie, in welbepaalde gevallen en op verzoek van de betrokkenen, dat deze emolumenten niet onderworpen worden aan de bedrijfsvoorheffing noch vermeld worden op een fiche 281.20. Deze bezoldigingen moeten echter volledig, contractueel en rechtstreeks worden afgestaan [10]. Deze inkomsten worden dan belast in hoofde van hun daadwerkelijke verkrijger, namelijk de derde vennootschap.
[1] Artikel 195, §1 lid 2 van het WIB 92.
[2] Bijlage III, punt 1.3.A.1°
[3] Volgens Com. I.R., 1992, nr. 275/142, 2° lid, p. 275/63, in tegenstelling tot de tekst van Bijlage III die niet in deze mogelijkheid voorziet.
[4] P. Bellen, "Les dirigeants d’entreprise depuis l’arrêté royal du 20 décembre 1996", R.G.F., mei 1998, p. 161.
[5] Artikel 171, 5° b verwijst enkel naar artikel 31 van het WIB 92 dat handelt over de bezoldigingen van werknemers.
[6] Cass., 12.10.1989, Pas., I, 1990, p.190.
[7] Kijk uit de uitspraak van het Grondwettelijk Hof van 24 september 2015 en Circulaire 2017/c/73.
[8] Circulaire 2017/C/73 van 14 november 2017, waarvan de gevolgen onmiddellijk op die datum in werking zijn getreden.
[9] Artikel 195, §1 lid 2 WIB.
[10] Parlementaire vraag 99/133 van volksvertegenwoordiger Pieters van 25/11/1999 en circulaire nr. Ci.RH.244/599.047 van 18.08.2009.