Het klassieke overbruggingsrecht in 2021
Ook in het klassieke overbruggingsrecht worden enkele tijdelijke aanpassingen aangebracht voor feiten (faillissementen, gedwongen onderbrekingen en stopzettingen) die zich voordoen in de periode van 1 april 2020 tot en met 31 maart 2021.
Uitbreiding van het overbruggingsrecht naar starters
Zelfstandigen, helpers en meewerkende echtgenoten die minder dan 12 kwartalen onderworpen zijn aan het sociaal statuut voor zelfstandigen komen in aanmerking voor het klassiek overbruggingsrecht, op voorwaarde dat:
- Ze minstens twee kwartalen onderworpen zijn aan het sociaal statuut.
Het betreft de twee kwartalen die onmiddellijk voorafgaan aan de eerste dag van het kwartaal dat volgt op het kwartaal waarin het “feit” zich voordoet.
Uitzondering: in het kader van de vierde pijler (‘stopzetting omwille van economische moeilijkheden’) blijft het vereist dat betrokkene minstens 8 pensioenvormende kwartalen kan aantonen opdat hij in aanmerking zou komen voor 3 maanden uitkeringen / 1 kwartaal behoud van rechten, wat er de facto toe leidt dat deze versoepeling voor starters in het kader van de vierde pijler niet van toepassing is.
- Ze een effectieve bijdragebetaling van min. 2 kwartalen hebben gerealiseerd
Cumulplafond met een vervangingsinkomen
Een recht op een vervangingsinkomen, zelfs potentieel, belemmert de toekenning van het overbruggingsrecht, ongeacht het bedrag van dat vervangingsinkomen.
Afwijking: de financiële uitkering in het kader van het overbruggingsrecht kan voortaan gecumuleerd worden met een ander vervangingsinkomen in het kader van de sociale zekerheid, mits naleving van een cumulplafond dat overeenkomt met het toepasselijke bedrag van de financiële uitkering in het kader van het overbruggingsrecht. Ingeval van overschrijding van dit plafond wordt de financiële uitkering in het kader van het overbruggingsrecht verminderd ten belope van deze overschrijding.
Opgelet: de invoering van dit cumulplafond betekent meteen ook dat een potentieel recht op een vervangingsinkomen geen obstakel vormt. Enkel effectief genoten vervangingsinkomens moeten in rekening worden gebracht.
Gelijkstelling pensioenrechten
De tijdvakken van overbruggingsrecht komen niet in aanmerking voor de pensioenberekening.
Afwijking: voortaan worden de periodes waarin de zelfstandige een behoud van sociale rechten geniet in het kader van het overbruggingsrecht gelijkgesteld met een periode van bezigheid voor de pensioenberekening, met een maximum van vier gelijkgestelde kwartalen. De gelijkstelling vangt aan de 1ste dag van het kwartaal waarvoor het behoud van rechten werd toegekend (en niet de 1ste dag van het kwartaal dat daarop volgt), en ten vroegste op 1 oktober 2020.
De maatregel geldt voor :
- pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste ingaan op 1 januari 2021
- kwartalen ‘behoud van rechten’ vanaf het vierde kwartaal 2020
- kwartalen ‘behoud van rechten’ die worden toegekend naar aanleiding van feiten die zich voordoen tussen 1 april 2020 en 31 maart 2021
Verlenging aanvraagtermijn
Omwille van de retroactieve kracht van deze versoepelingen, wordt de aanvraagtermijn voor aanvragen binnen het klassieke overbruggingsrecht naar aanleiding van “feiten” die zich voordoen in de periode van 1 april 2020 tot en met 31 december 2020, verlengd met twee kwartalen. Voor feiten die zich in deze periode voordoen, bedraagt de aanvraagtermijn dus vier kwartalen in totaal.
Vraag hier uw klassieke overbruggingsrecht aan